Chichén Itzá

Chichén Itzá was een van de belangrijkste steden van de Maya, en hier bevond zich de Tempel van Kukulcan.

De stad lag in het noorden van Yucatán en werd pas laat in de geschiedenis van de Maya belangrijk, nl. in de 9e eeuw. Volgens de legendes werd de stad in 987 gesticht door Topiltzin Ce Acatl Quetzalcoatl, maar vermoedelijk is de stad al ouder en werd hij in 987 veroverd door Topiltzin. In deze tijd ging de Klassieke Tijd van de Maya ten einde en veel van de steden van het zuiden kwamen leeg te staan. Het oude ahauschap had afgedaan. In Chichén Itzá werd daarom een andere staatsinrichting gehanteerd die meer op collectief leiderschap neerkwam. Bovendien stond de staat meer open voor het burgerschap van mensen uit andere streken die veroverd werden en zo werd Chichén Itzá het centrum van een groter rijk dan de Maya's tot dusver gekend hadden.

Chichén Itzá ligt niet ver van de rand van de oude krater van Chicxulub. Van deze beroemde krater, die waarschijnlijk gevormd is door de inslag die een eind maakte aan de Dinosauria is aan het oppervlak niet veel te zien, behalve de cenotes, de ondergrondse poelen die in het klovenstelsel van de krater gevormd zijn.